Vraag aan Hof van Justitie: is het uitbesteden van schadeafwikkeling btw-vrijgesteld?

Vraag aan Hof van Justitie: is het uitbesteden van schadeafwikkeling btw-vrijgesteld?

In de zaak BRE Ubezpieczenia (hierna: BRE) heeft de Poolse rechter prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie (hierna: HvJ) gesteld over de btw-vrijstelling voor verzekeringen en diensten door tussenpersonen.
Centraal in deze zaak staat de vraag of de diensten van een dienstverlener, die zelf geen verzekeringstussenpersoon is, verricht in naam en voor rekening van een verzekeraar op grond van een met deze gesloten overeenkomst op het gebied van schadeafwikkeling, kwalificeert als een btw-vrijgestelde verzekeringsprestatie. De uitkomst van deze zaak kan van belang zijn voor verzekeraars en schadebehandelingsbedrijven.

BRE verricht diensten op het gebied van schadeafwikkeling, maar is zelf geen verzekeraar, verzekeringsagent of een verzekeringstussenpersoon. Zij verricht deze diensten in naam en voor rekening van de verzekeraar op grond van een met deze gesloten overeenkomst, maar is niet aansprakelijk ten aanzien van de verzekerde. Zij registreert slechts schadeaangiftes, met alle benodigde gegevens, in een computersysteem en voert de correspondentie. Zij ontvangt daarvoor een forfaitaire vergoeding. Zij maakt voor bepaalde handelingen gebruik van externe onderaannemers en zij meent dat de diensten die zij voor een verzekeringsonderneming verricht, op grond van de Poolse btw-wet, vrijgesteld zijn van btw, omdat haar activiteiten kunnen worden aangemerkt als verzekeringsactiviteiten in de zin van de Poolse wet.

Uit zowel de Poolse btw-wet als de btw-richtlijn blijkt, volgens BRE, dat de vrijstelling niet afhangt van de dienstverrichter, maar van de inhoud van de diensten. De Poolse minister van Financiën stelt dat uit jurisprudentie van het HvJ is af te leiden dat de vrijstelling niet geldt voor diensten die niet kenmerkend zijn voor de betrokken verzekeringsdienst. Dat betreft de meeste door BRE aangegeven handelingen.

In de daaropvolgende procedure bij de bestuursrechtbank Warschau wijst de rechter op het verschil tussen artikel 135, lid 1, onderdeel a, van de btw-richtlijn en de overeenkomstige bepalingen in de Poolse btw-wet. Rechtspraak van het HvJ vereist een rechtsbetrekking tussen de verrichter van de verzekeringsdienst en degene van wie de risico’s door de verzekering zijn gedekt. De Poolse wetgever heeft echter gekozen voor een ruimere werkingssfeer van de vrijstelling, hetgeen in de uitleg van de Poolse minister van Financiën ten onrechte niet tot uiting komt.

In cassatie stelt de rechter vast dat in de Poolse rechtspraak wordt uitgegaan van verruiming van de werkingssfeer van de vrijstelling voor verzekeringen en diensten door tussenpersonen in de Poolse btw-wet. Volgens de cassatierechter is het echter de vraag of dit, gezien de rechtspraak van het HvJ, ook van toepassing is op (uitbestede) verzekeringsdiensten. De Poolse rechter vraagt zich af of de door BRE verrichte diensten de in de jurisprudentie vereiste kenmerken bezitten. De verwijzende rechter wenst derhalve van het HvJ te vernemen of de vrijstelling in de btw-richtlijn ook van toepassing is op diensten die, zoals in casu door een derde, voor een verzekeringsonderneming in naam en voor rekening van de verzekeraar worden verricht, waarbij tussen deze derde en de verzekerde geen rechtsbetrekking bestaat.

Slot
Het is wachten op een oordeel van het HvJ. Hopelijk zorgt het arrest van het HvJ voor meer duidelijkheid over de omvang van de btw-vrijstelling op diensten die door een derde voor een verzekeraar worden verricht. 

Publicatiedatum: 22 april 2015


Deel dit nieuwsbericht