Vrije bewijsleer ten aanzien van reisaftrek
Voor een werknemer die met het openbaar vervoer reist zijn bij twee regelingen de plaats- of vervoerbewijzen van belang, te weten voor de reisaftrek in de inkomstenbelasting en voor de vergoeding van de werkelijke kosten in de loonbelasting.
In het verleden is goedgekeurd dat door of vanwege het vervoerbedrijf gemaakte overzichten van transacties met de OV-chipkaart worden beschouwd als plaats- of vervoerbewijzen. De bewaartermijn waarin vervoersbedrijven deze overzichten bewaren, is gewijzigd van twee jaar tot anderhalf jaar. Hierdoor zijn situaties ontstaan dat reisgegevens niet meer konden worden overlegd. Tegen deze achtergrond is in een besluit van 20 mei 2014 goedgekeurd dat ook op een andere wijze dan met plaatsbewijzen of overzichten van transacties reizen aannemelijk worden gemaakt. Kortom, de ‘vrije bewijsleer’ wordt toegestaan. Met toepassing van de hardheidsclausule geldt deze goedkeuring voor aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2011 en later. Hieraan worden de volgende voorwaarden gesteld:
1. de reiziger overlegt een reisverklaring van de werkgever waaruit blijkt welk reispatroon hij heeft gehad in het desbetreffende jaar;
2. de reiziger maakt aannemelijk dat de reizen zijn gemaakt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk met betalingsbewijzen voor de OV-chipkaart of de reisgegevens van TLS.
Deze goedkeuring is van overeenkomstige toepassing voor het onder de overgangsregeling in de loonheffingen te leveren bewijs van het reizen per openbaar vervoer.
Verzoeken om een herbeoordeling van de reisaftrek over 2011 en 2012 kunnen worden gedaan bij:
Belastingen / Particulieren, dienstverlening en bezwaar
Belastingdienst, bezwaar team 02
Postbus 90056
5600 PJ Eindhoven
Publicatiedatum: 27 mei 2014
Deel dit nieuwsbericht