Vrijstelling van werk met behoud van salaris kan kwalificeren als RVU!

Vrijstelling van werk met behoud van salaris kan kwalificeren als RVU!

Een regeling die (nagenoeg) uitsluitend ten doel heeft om de werknemer een financiële overbrugging te verstrekken tot aan het ingaan van de uitkeringen ingevolge een pensioenregeling of de AOW, kwalificeert krachtens artikel 32ba, zesde lid, van de Wet LB als een regeling voor vervroegde uittreding (‘RVU’). Deze kwalificatie heeft onder meer tot gevolg dat over de bedragen die als loon kwalificeren een pseudo-eindheffing van 52% verschuldigd is (de zogenaamde RVU-heffing).

In een op 11 november 2019 gepubliceerde uitspraak heeft Rechtbank Den Haag geconcludeerd dat (ook) de afspraken tussen een werkgever en de werknemer ter zake de vrijstelling van werkzaamheden gedurende de opzegtermijn met behoud van salaris, vakantietoeslag en overige emolumenten, onderdeel uit maken van een afvloeiingsregeling die is aan te merken als een RVU. Het gevolg daarvan is dat (ook) over het salaris, de vakantietoeslag en de overige emolumenten die gedurende de opzegtermijn zijn uitbetaald, de RVU-heffing is verschuldigd.

Belang voor praktijk
Wanneer er afspraken worden gemaakt over de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst is het raadzaam om de (concept)afspraken te laten toetsen op de fiscale aspecten. Naast het risico van een RVU is het ook belangrijk om geïnformeerd te worden over de fiscale aspecten van het kwijtschelden van schulden en het vergoeden van kosten, zoals outplacementkosten en advocaatkosten. Met een gedegen advies kunnen onverwachte fiscale (lees: financiële) gevolgen worden voorkomen.

Publicatiedatum: 18 november 2019


Deel dit nieuwsbericht