Vrijstellingsmethode bij bestuurdersbeloning enkel als deze elders was belast

Vrijstellingsmethode bij bestuurdersbeloning enkel als deze elders was belast

De vrijstellingsmethode bij voorkoming van dubbele belasting is niet van toepassing op de bestuurdersbeloning die aan de VS moet worden toegerekend als de beloning niet daadwerkelijk in de VS is belast. Dit oordeelde de Hoge Raad op 27 september 2013.

Het ging om een inwoner van Nederland, die onder meer bestuurder was van een Amerikaanse werkmaatschappij en een beloning had op basis van een salary split. Hij verwierf een aandelenpakket in zijn werkgever. Bij compromis met de inspecteur werd de verwerving in Nederland aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Op grond van een salary split was 15% toegerekend aan de Verenigde Staten. In geschil was op welke wijze de voorkoming van dubbele belasting over het voordeel moest worden berekend: via verrekening van de buitenlandse belasting (‘verrekeningsmethode’) of via de –gunstiger – vrijstelling met progressievoorbehoud (‘vrijstellingsmethode’).

De Hoge Raad gaf aan dat op grond van het Belastingverdrag Nederland-Verenigde Staten de verrekeningsmethode moet worden toegepast voor beloningen van een in Nederland wonende bestuurder van een lichaam dat in de Verenigde Staten is gevestigd. Maar op grond van een resolutie van de staatssecretaris van Financiën van 11 juli 1994 kan toch de vrijstellingsmethode worden toegepast (1) in zoverre de beloning in de andere staat in de belastingheffing is betrokken, en (2) in vergelijking met buitenlandse werknemers geen sprake is van een bijzonder regime.

De Hoge Raad is het niet eens met de bestuurder en oordeelt dat de vrijstellingsmethode niet kan worden toegepast. Hij komt tot dit oordeel door de woorden ‘in zoverre’ in het eerste hierboven genoemde vereiste van de goedkeuring zo uit te leggen dat hieraan alleen is voldaan als beloningsbestanddelen ‘daadwerkelijk zijn begrepen in de grondslag’ waarover in de VS belasting is betaald. De Hoge Raad merkt daarbij op dat de reden voor het niet heffen over het voordeel er niet toe doet. Of dit nu komt doordat dit voordeel in de VS niet tot de heffingsgrondslag behoorde, of doordat dit aandelenpakket in de VS zodanig gewaardeerd werd dat er geen sprake was van voordeel in de ogen van de belastingautoriteiten in de VS, in beide gevallen is er geen sprake van daadwerkelijke heffing. Het beroep in cassatie van de bestuurder is dus ongegrond: de voorkoming van dubbele belasting moet in dit geval met behulp van de verrekeningsmethode worden bepaald.

Publicatiedatum: 03 oktober 2013


Deel dit nieuwsbericht