Wanneer komen stichtingen in aanmerking voor de concernregeling van de werkkostenregeling?

Wanneer komen stichtingen in aanmerking voor de concernregeling van de werkkostenregeling?

Met het akkoord van de Eerste Kamer met het Belastingplan 2015 op 16 december 2014, was het wachten op de publicatie van de wijziging van verschillende uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit. Ook de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011) moest worden gewijzigd door de maatregelen ter vereenvoudiging en verbetering van de werkkostenregeling die waren opgenomen in het Belastingplan 2015. Op 30 december 2014 zijn o.a. de wijzigingen in de URLB 2011 in de Staatscourant gepubliceerd.

 

Eerder hebben we bericht dat artikel 3.7 van de URLB 2011 is gewijzigd door de uitbreiding van het begrip ‘werkplek’ voor personeelsfestiviteiten met een gezamenlijk karakter. Deze uitbreiding van het begrip werkplek voor de genoemde personeelsfestiviteiten maakt het mogelijk om, ongeacht in welk onderdeel van de in concernverband opererende inhoudingsplichtigen het personeelsfeest plaatsvindt, de waarde van de verstrekking buiten beschouwing te laten. Beter gezegd, op nihil te waarderen.

 

Naast artikel 8.4a inzake de gerichte vrijstelling voor ARBO-voorzieningen en hulpmiddelen die mede op de werkplek gebruikt of verbruikt kunnen worden, is artikel 8.4b nieuw. In artikel 8.4b is de toepassing van de concernregeling vastgelegd.

 

Naast dat artikel 8.4b een opsomming geeft van de gegevens die iedere inhoudingsplichtige die gebruik wenst te maken van de concernregeling moet vastleggen, wordt hierin ook aangegeven wanneer stichtingen de concernregeling kunnen toepassen.

 

In artikel 8.4b, tweede lid, van de URLB 2011 is bepaald wanneer sprake is van verwevenheid in financieel, organisatorisch en economisch opzicht tussen inhoudingsplichtige stichtingen als bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Hieruit blijkt dat voor de vaststelling van de verwevenheid allereerst is vereist dat in de statuten is vastgelegd dat het bestuur van een van de deelnemende stichtingen de bestuursleden van de andere in dezelfde eenheid opererende stichtingen benoemt of een bindende voordracht voor benoeming van die bestuursleden doet. Tevens is voor de vaststelling van de verwevenheid vereist dat in de statuten is vastgelegd dat bij vereffening als gevolg van faillissement of opheffing van een deelnemende stichting het vermogen van die stichting wordt overgedragen aan een van de andere in dezelfde eenheid opererende stichtingen.

 

Kortom, de statuten van de stichtingen zullen moeten worden beoordeeld om te weten of de concernregeling kan worden toegepast.

Publicatiedatum: 08 januari 2015


Deel dit nieuwsbericht