Wat moet u weten van de drempelvrijstelling RVU-heffing

Wat moet u weten van de drempelvrijstelling RVU-heffing

De Eerste Kamer heeft 12 januari 2021 het wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ aangenomen. Na kritiek van de Eerste Kamer op de uitvoerbaarheid van het onderdeel ‘Bedrag ineens’ van het voorstel, heeft minister Koolmees van SZW toegezegd de invoering van dit deel van de wet met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2023. Met de instemming van de Eerste Kamer geldt met ingang van 1 januari 2021 tot 1 januari 2026 een drempelvrijstelling voor een regeling voor vervroegd uittreden (hierna: RVU). Oftewel, wanneer een regeling kwalificeert als een RVU, dan is de RVU-heffing van 52% eerst verschuldigd indien en voor zover het bedrag meer is dan de drempelvrijstelling.

Voor gebruikmaking van de drempelvrijstelling gelden een aantal voorwaarden, te weten:

  • de uitkering ingevolge de RVU-regeling wordt toegekend in (maximaal) 36 maanden direct voorafgaand aan het bereiken van de AOW-leeftijd van de werknemer;
  • de drempelvrijstelling geldt zowel voor een eenmalige uitkering, als voor een periodieke uitkering die ingevolge een RVU is toegekend;
  • de drempelvrijstelling wordt berekend aan de hand van het aantal maanden vanaf de (eerste) uitkering tot aan het bereiken van de AOW-leeftijd van de werknemer, met een maximum van 36 maanden. Vindt de (eerste) uitkering dus plaats op een moment dat gelegen is op minder dan 36 maanden vóór de AOW-leeftijd, dan geldt de vrijstelling alleen nog voor de resterende maanden;
  • het bedrag van de drempelvrijstelling wordt per maand berekend;
  • de drempelvrijstelling bedraagt per maand (met een maximum van 36 maanden) maximaal een bedrag dat, na vermindering van loonbelasting en premie volksverzekeringen, gelijk is aan het nettobedrag van de AOW-uitkering voor alleenstaande personen zoals dat geldt op 1 januari van het jaar waarin de uitkering plaatsvindt. Voor het jaar 2021 is dat € 1.847 per maand oftewel € 66.492 (36 maanden x € 1.847) bij een bedrag ineens in 2021.

Wanneer de werkgever eerder dan 36 maanden direct voorafgaand aan de AOW-leeftijd een vergoeding in het kader van een RVU uitbetaalt, is hij de RVU heffing van 52% verschuldigd. Binnen de 36 maandstermijn is hij ook over het gedeelte van het bedrag dat boven de drempelvrijstelling uitkomt, als werkgever de RVU-heffing verschuldigd.

De werkgever moet vanaf 2021 voor een RVU-uitkering een nieuwe code soort inkomstenverhouding (inkomenscode) gebruiken: code 53 (‘Uitkering in het kader van vervroegde uittreding’). Deze code moet worden gebruikt ongeacht of de drempelvrijstelling voor de pseudo-eindheffing van toepassing is.

Als de RVU in termijnen wordt verstrekt, is de tijdvaktabel van toepassing, anders de tabel bijzondere beloningen. Afhankelijk van de vormgeving van de regeling is de witte tabel (loon uit tegenwoordige arbeid) of groene tabel (loon uit vroegere arbeid) van toepassing. Groene tabel betekent ook dat er geen premies werknemersverzekeringen zijn verschuldigd. Wanneer sprake is van loon uit vroegere arbeid is altijd de inhouding van de werknemersbijdrage verschuldigd (art. 5.1, lid 2, onderdeel a, Regeling Zorgverzekering). Bij loon uit tegenwoordige arbeid is de werkgeversheffing van toepassing (art. 42, lid 1, onderdeel a, Zorgverzekeringswet).

Publicatiedatum: 05 februari 2021


Deel dit nieuwsbericht