Welke wijzigingen zijn ten aanzien van de werkkostenregeling voorgesteld?

Welke wijzigingen zijn ten aanzien van de werkkostenregeling voorgesteld?

Op 3 juli 2014 heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën de Tweede Kamer geïnformeerd over de maatregelen die hij voornemen is te treffen ten aanzien van de werkkostenregeling. Zijn voorstellen zien we uitgewerkt terug in het Belastingplan 2015 dat op Prinsjesdag is gepresenteerd.

  • Het keuzeregime wordt niet nogmaals verlengd, maar bovenal wordt de vrije ruimte verlaagd van 1,5% naar 1,2% van de totale fiscale loonsom.
  • Buitenlandse boeten kunnen, net als Nederlandse boeten, niet (meer) worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel.
  • Introductie van het noodzakelijkheidscriterium voor gereedschappen en ICT-middelen. Noodzakelijk wordt in dit verband uitgelegd als ‘zonder meer nodig’ waarbij wordt beoordeeld of de inhoudingspichtige heeft beoogd de werknemer het noodzakelijke instrumentarium te verstrekken voor de uitoefening van diens werk. Wanneer de voorziening niet langer noodzakelijk is voor de vervulling van de dienstbetrekking (uit dienst, functiewijziging), dan is de werknemer verplicht de voorziening terug te geven of de restwaarde te vergoeden. In de wet wordt verder bepaald dat bij een uitruil van loonbestanddelen (‘cafetariaregeling’) het noodzakelijkheidscriterium niet van toepassing is. Hetzelfde geldt als de werknemer een budget krijgt om deze voorzieningen te bekostigen. Deze keuzevrijheid verhoudt zicht immers niet met de noodzakelijkheid. Anderzijds betekent dit niet dat de werknemer geen keuze mag hebben in de vorm van de voorziening (merk, model). Bij bestuurders en commissarissen gaat een zwaardere bewijslast gelden waarbij de nadruk ligt op de gebruikelijkheid van de voorziening.
  • Het gelijktrekken van vergoedingen en verstrekkingen ter zake van op de werkplek gebruikte voorzieningen is nog niet ander ingevuld. Bij ministeriële regeling zal nog worden bepaald welke bijzondere waarderingen worden omgezet in een gerichte vrijstelling.
  • De personeelskorting op branche-eigen producten van het bedrijf van de inhoudingsplichtige of een daarmee verbonden vennootschap wordt gericht vrijgesteld tot maximaal 20% van de waarde in het economisch verkeer van het product met een maximum van € 500 per werknemer per kalenderjaar.
  • Afrekensystematiek. De eventueel verschuldigde eindheffing moet uiterlijk tezamen met de verschuldigde belasting over het eerste tijdvak van het nieuwe kalenderjaar worden afgedragen.
  • Concernregeling. De concernregeling lijkt alleen te kunnen worden toegepast door aandelenvennootschappen, omdat een – direct of indirect – belang van ten minste 95% is vereist. Bovendien moet gedurende het gehele kalenderjaar een concern wordt gevormd. De inhoudingsplichtige met de grootste loonsom in het betreffende jaar dient de verschuldigde belasting aan te geven en af te dragen. Lopende het kalenderjaar ingetreden of uitgetreden concernonderdelen moeten dus zelfstandig de werkkostenregeling aangeven.

Belangrijke aspecten zoals voor welke voorzieningen waarvoor nu een nihilwaardering geldt, gaat een gerichte vrijstelling gelden maar ook of, en zo ja hoe, stichtingen en verenigingen aan de concernregeling kunnen voldoen worden niet ingevuld. Hopelijk worden deze aspecten gedurende de behandeling in de Kamers alsnog duidelijk.

Publicatiedatum: 16 september 2014


Deel dit nieuwsbericht