Wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen pas op 12 januari 2021 door Eerste Kamer behandeld

In eerdere nieuwsberichten zijn we ingegaan op het wetsvoorstel ‘Bedrag ineens, RVU en verlofsparen’. Onder meer hebben we bericht dat het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen. Daarbij is toen een nota van wijziging aangenomen om in de inwerkingtredingsbepaling de mogelijkheid tot terugwerkende kracht op te nemen voor de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding (‘RVU’) en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof. Deze mogelijkheid werd zekerheidshalve gecreëerd met het oog op de in het pensioenakkoord gemaakte afspraak dat wordt gestreefd naar inwerkingtreding van deze maatregelen met ingang van 1 januari 2021.

De Eerste Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel ‘Bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ uitgesteld tot 12 januari 2021. Dit betekent onder meer dat er op 1 januari 2021 nog geen RVU-drempelvrijstelling geldt. Door de nota van wijziging kan de psuedo-eindheffing RVU, die verschuldigd is omdat de RVU-drempelvrijstelling (nog) niet geldt, later met terugwerkende kracht gecorrigeerd worden. Deze correctie moet via een correctiebericht. De terugwerkende kracht geldt alleen ten aanzien van uitkeringen die daadwerkelijk zijn gedaan. Het is niet mogelijk om een uitkering te doen na de datum dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen en deze uitkering toe te rekenen aan een periode voordat het wetsvoorstel was aangenomen en daarbij een beroep te doen op de RVU-drempelvrijstelling. Dit alles blijkt uit een V&A dat de Belastingdienst op 16 december 2020 heeft gepubliceerd.

Kortom, het lijkt dus beter om vooruitlopend op de instemming van de Eerste Kamer een periodieke RVU-uitkering te doen dan daarna waarbij de uitkering wordt toegerekend aan de eerdere periode. In het tweede geval lijkt de RVU-drempelvrijstelling voor die eerdere periode niet van toepassing.

Publicatiedatum: 20 december 2020