Wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen gepubliceerd

Wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen gepubliceerd

Naast het Belastingplan 2015 zijn op Prinsjesdag 2014 ook de brief Herziening belastingstelsel, het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen en het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen aan de Tweede Kamer aangeboden. Hieronder worden de hoofdlijnen van het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen besproken.

Het doel van het wetsvoorstel is om concurrentieverstoringen tussen private ondernemingen en ondernemingen die – direct of indirect – worden gedreven door bijvoorbeeld de Staat of een gemeente, zoveel mogelijk weg te nemen. Met het wetsvoorstel wordt tevens tegemoet gekomen aan een verzoek hiertoe van de Europese Commissie.

De wet moet al in werking treden op 1 januari 2015, maar gaat eerst gelden voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016 zodat overheidsondernemingen en de Belastingdienst zich in 2015 hierop kunnen voorbereiden.

Het wetsvoorstel regelt dat overheidsondernemingen vennootschapsbelasting moeten afdragen, tenzij ze gebruik kunnen maken van een vrijstelling. Bij overheidsondernemingen wordt het uitgangspunt ‘niet belastingplichtig, tenzij’ in feite vervangen door ‘belastingplichtig, tenzij’, waarbij de ‘tenzij‘ is vormgegeven door het opnemen van verschillende vrijstellingen. Deze vrijstellingen zijn zowel algemeen als specifiek. Hierbij moet worden gedacht aan een algemene vrijstelling voor bijvoorbeeld interne activiteiten, voor de uitoefening van overheidstaken of publiekrechtelijke bevoegdheden en voor samenwerkingsverbanden tussen publiekrechtelijke rechtspersonen en/of privaatrechtelijke overheidslichamen. Daarnaast worden specifieke vrijstellingen voorgesteld voor academische ziekenhuizen, bekostigd onderwijs en onderzoek alsmede voor zeehavenbeheerders.

Als belastingplichtige wordt aangemerkt de in Nederland gevestigde publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de Staat, voor zover zij een onderneming drijven. Een publieke rechtspersoon, maar ook stichtingen of verenigingen, die één of meerdere ondernemingen drijven, moeten één aangifte indienen. De ondernemingen die worden gedreven worden hiertoe geacht tezamen één onderneming te vormen.

Voor de ondernemingen gedreven door de Staat is een aparte bepaling opgenomen. Ingevolge deze bepaling is niet de Staat, maar worden de door de Staat gedreven ondernemingen belastingplichtig. Uit praktische overwegingen worden alle ondernemingen gedreven door de Staat die behoren tot hetzelfde ministerie geacht tezamen één onderneming te vormen. Deze onderneming vormt daarmee het belastingplichtige lichaam.

Publicatiedatum: 16 september 2014


Deel dit nieuwsbericht