Wettelijk concurrentiebeding wordt gemoderniseerd
Eind 2019 hebben de Tweede Kamerleden Van Weyenberg en Gijs
van Dijk de regering verzocht nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het
gebruik van het concurrentiebeding tot het strikt noodzakelijke te beperken.
Zij constateerden namelijk dat het concurrentiebeding regelmatig in
arbeidscontracten wordt gebruikt. Daarbij zijn de mogelijkheden om een concurrentiebeding
op te nemen, in vergelijking met andere landen, erg ruim. Dit belemmert de
arbeidsmobiliteit.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in reactie
op deze motie aangekondigd een onderzoek uit te voeren naar de werking van het
concurrentiebeding. De uitkomsten van dit onderzoek zijn op 29 juni 2021 aan de
Tweede Kamer aangeboden.
Uit het onderzoek komt onder andere naar voren, dat één op
de drie werkgevers vrijwel altijd een concurrentiebeding als standaardclausule in
het arbeidscontract opneemt. Hierdoor zijn naar schatting 3,1 miljoen
werknemers aan een concurrentiebeding gebonden. Hoewel het beding zelden wordt
ingeroepen, heeft het wel een afschrikeffect. Werkgevers gebruiken het
concurrentiebeding daarbij ook als instrument om de uitstroom van werknemers te
voorkomen. Dit is een oneigenlijk gebruik van het beding.
De uitkomsten van het onderzoek zijn voor de minister
aanleiding geweest om vier beleidsopties uit te werken voor de modernisering
van het concurrentiebeding van artikel 7:653 BW. Deze opties zijn op 25 februari 2022 aan de Tweede
Kamer gestuurd. De minister merkt in dit kader op, dat overleg met de sociale
partners uitwijst dat er draagvlak is voor aanpassing van het
concurrentiebeding. Over de te verkiezen beleidsoptie wordt door de vakbonden
en de werkgevers verschillend gedacht.
In het voorjaar 2022 wordt met de sociale partners nader
gesproken over de aanpassing van het concurrentiebeding, waarna de Tweede Kamer
in de zomer 2022 opnieuw over het proces wordt geïnformeerd.
Publicatiedatum: 20 maart 2022
Deel dit nieuwsbericht