Wettelijk minimumloon is niet de ondergrens voor gebruikelijk loonregeling

Wettelijk minimumloon is niet de ondergrens voor gebruikelijk loonregeling

Om te voorkomen dat directeuren-aanmerkelijkbelanghouders zichzelf een laag of zelfs geen salaris uitkeren om zo een belastingvoordeel te realiseren of in aanmerking te komen voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals huur- en/of zorgtoeslag, is in 1997 de gebruikelijk loonregeling ingevoerd. Deze regeling is neergelegd in artikel 12a Wet op de loonbelasting 1964. De gebruikelijk loonregeling bewerkstelligt dat het loon op een hoger bedrag wordt gesteld dan het feitelijk genoten loon.

Op 18 maart 2021 heeft de Belastingdienst het Handboek Loonheffingen 2021 gepubliceerd. Op bladzijde 208 van het handboek lezen we dat de Belastingdienst van mening is dat in de situatie dat een onderneming zoveel verlies lijdt dat de continuïteit van de onderneming in gevaar is, dat dan het loon op een lager bedrag mag worden vastgesteld dan het gebruikelijk loon. Het loon zou echter niet lager mogen zijn dan het wettelijk minimumloon dat past bij het aantal uren dat de aanmerkelijkbelanghouder werkt.

Op 11 maart 2021 is een uitspraak van Rechtbank Gelderland gepubliceerd over de vraag of het loon van de aanmerkelijkbelanghouder lager kan worden vastgesteld dan het wettelijk minimumloon? Belanghebbende had wegens gebrek aan financiële ruimte niet de mogelijkheid om loon uit te keren en had daarom de Belastingdienst verzocht om het gebruikelijk loon op nihil te mogen vaststellen. De Belastingdienst heeft dat niet toegestaan en heeft het standpunt ingenomen dat het gebruikelijk loon tenminste op het wettelijk minimumloon moet worden vastgesteld. Naar aanleiding daarvan is een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat indien aannemelijk gemaakt kan worden dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt, er een verzachting op de gebruikelijk loonregeling geldt. Dit was vastgelegd in het besluit van 22 mei 2001, CPP2000/3172M. Hoewel dit besluit is ingetrokken, geldt volgens de Rechtbank deze verzachting nog steeds omdat het besluit een voorlichtend karakter had. Het vasthouden aan het minimumloon als ondergrens voor het gebruikelijk loon doet volgens de Rechtbank in dit geval geen recht aan de realiteit. De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is niet voor deze situatie geschreven en kan buiten beschouwing blijven.

De verwachting is dat de Belastingdienst tegen deze uitspraak in hoger beroep zal gaan bij het Gerechtshof. Totdat het Gerechtshof anders heeft beslist, is dit toch een uitspraak waar aan gerefereerd kan worden in de discussie over de hoogte van het gebruikelijk loon in een situatie waarin de continuïteit van de onderneming in gevaar is.

Publicatiedatum: 21 maart 2021


Deel dit nieuwsbericht