Wiebes beantwoordt Kamervragen over Wet DBA. Update 1 juli 2016

Wiebes beantwoordt Kamervragen over Wet DBA. Update 1 juli 2016

Staatssecretaris Wiebes heeft op 1 juli 2016 door middel van een Kamerbrief gereageerd op vragen vanuit de Tweede Kamer over de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). Hierna is een aantal antwoorden verwoord.

 

In de brief benadrukt de staatssecretaris dat de Wet DBA geen wijziging brengt in de wettelijke kwalificatie van een arbeidsrelatie. In het algemeen geldt het advies aan opdrachtgevers om niet te bevreesd te zijn voor de Wet DBA. Vier stappen om deze vrees (voor een naheffing loonheffingen) weg te nemen of te beperken, zijn:

 

  • Stap 1. Bedenk eerst of er wel een modelovereenkomst nodig is. In veel gevallen is het zonneklaar dat een zzp’er ondernemer is en niet in dienstverband werkt. Een beoordeelde (model)overeenkomst is dan niet nodig.
  • Stap 2: Zoek op de site van de Belastingdienst naar een kant en klare overeenkomst uit die past bij hoe opdrachtgever en opdrachtnemer met elkaar willen werken. Op de site zijn algemene modelovereenkomsten gepubliceerd die ongeacht branche en beroep kunnen worden gebruikt. Recent is een aantal nieuwe modelovereenkomsten voor branches en beroepsgroepen gepubliceerd, o.a. voor agrarische medewerkers en gastdocenten.
  • Stap 3: De modelovereenkomst als bijlage meesturen aan opdrachtnemer.
  • Stap 4: Kom de afspraken uit de modelovereenkomst na.

 

De staatssecretaris geeft aan dat hij na het zomerreces een brief zal sturen naar de Kamer waarin hij inzicht geeft over hetgeen door de Belastingdienst met de partners in verschillende sectoren is bereikt, maar ook tegen welke knelpunten en onmogelijkheden de Belastingdienst bij zijn beoordeling aanloopt.

 

Zoals eerder bericht, treedt de Belastingdienst tot 1 mei 2017 niet repressief op en wijst hij opdrachtgevers er alleen op als sprake is van een dienstbetrekking. Daarmee worden over deze periode met betrekking tot de Wet DBA in principe ook geen correctieverplichtingen of naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd,

 

Op de Belastingdienst rust de bewijslast dat er niet conform de modelovereenkomst wordt gewerkt. De opdrachtgever kan vertrouwen ontlenen aan de verkregen zekerheid dat buiten dienstbetrekking wordt gewerkt als en zolang er conform de door hem en zijn opdrachtnemer(s) gehanteerde overeenkomst wordt gewerkt. Wordt er feitelijk in afwijking van de overeenkomst gewerkt dan is het aan de Belastingdienst om het bestaan van een (fictieve) dienstbetrekking aannemelijk te maken.

 

De Belastingdienst heeft de wettelijke mogelijkheid om toezicht uit te oefenen. Dit kan onder meer door controle van de administratie van opdrachtgevers, waarnemingen ter plaatse en het stellen van vragen over arbeidsverhoudingen. Op basis daarvan kan de Belastingdienst tot de conclusie komen dat er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Bij het gebruik van een modelovereenkomst is het daarbij van belang of partijen volgens die overeenkomst hebben gewerkt. Bij een controle zal de Belastingdienst dan ook beoordelen of partijen zich bij de uitvoering van de modelovereenkomst hebben gehouden aan die fiscaal relevante kernbepalingen van de modelovereenkomst.

 

Met het vervallen van de bepaling omtrent de VAR uit de Wet op de loonbelasting 1964 is er geen grondslag meer voor opdrachtgevers om een kopie of een scan van een identiteitsbewijs van opdrachtnemers te maken en bewaren.

Publicatiedatum: 04 juli 2016


Deel dit nieuwsbericht