Zorgbureau beroept zich vergeefs op vrijwilligersregeling

Zorgbureau beroept zich vergeefs op vrijwilligersregeling

Op 28 juni 2019 is een uitspraak van Rechtbank Gelderland gepubliceerd waarin eiseres, een stichting die een zorgbureau exploiteert, zich beriep op de fiscale vrijwilligersregeling als verweer voor het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen haar en de medewerkers.

De rechtbank overweegt dat eiseres slechts gehouden kan zijn om loonheffingen in te houden op de betalingen aan het personeel als de personeelsleden als werknemers tot eiseres in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staan (artikel 2, eerste lid, van de Wet LB). De rechtbank gaat bij deze overweging voorbij aan het feit dat er ook een inhoudingsplicht kan bestaan op basis van een fictieve dienstbetrekking.

Artikel 2, eerste lid, van de Wet LB is echter niet van toepassing op personen die als vrijwilliger uitsluitend vergoedingen of verstrekkingen ontvangen met een gezamenlijke waarde van ten hoogste € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar. Hierbij wordt onder vrijwilliger verstaan degene die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een algemeen nut beogende instelling, een sportorganisatie of een niet als zodanig aan te merken lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of daarvan is vrijgesteld. (artikel 2, zesde lid, van de Wet LB; tekst 2019).

De vraag in deze zaak is of eiseres vrijgesteld is van vennootschapsbelasting doordat zij kwalificeert voor de zorgvrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van de Wet Vpb. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of eiseres voldoet aan de voor de zorgvrijstelling geldende voorwaarde dat de winst uitsluitend kan worden aangewend ten bate van een op grond van dat artikel vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang. Volgens de rechtbank is hiervan geen sprake.

In deze zaak ging het ook om de juistheid van de naheffing loonheffing voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde auto’s. De rechtbank komt tot het oordeel dat deze naheffing terecht is. Bij de omstandigheden waaruit zou moeten blijken dat sprake is van een ter beschikking stelling van een auto worden onder meer genoemd dat er geen protocol is opgesteld voor het gebruik van de auto en er geen afspraken zijn gemaakt waarbij de mogelijkheid van privégebruik van de auto is beperkt of verboden. Verder is niet gebleken dat de auto’s slechts voor gerichte opdrachten mochten worden gebruikt. Nu eiseres deze omstandigheden niet of onvoldoende heeft betwist, concludeert de rechtbank dat de auto’s ter beschikking zijn gesteld. Omdat er geen kilometerregistraties aanwezig zijn, wordt verondersteld dat de auto’s voor meer dan 500 kilometer op jaarbasis voor privé-doeleinden zijn gebruikt.

Mocht u vragen hebben over de toepassing van de vrijwilligersregeling of de bijtelling voor het privégebruik van een (bestel)auto van de zaak, dan kunt u ons contacten via 0487-51 02 89.


Publicatiedatum: 04 juli 2019


Deel dit nieuwsbericht