Ministerie van Financiën beantwoordt vragen over de fiets van de zaak

Ministerie van Financiën beantwoordt vragen over de fiets van de zaak

In artikel 13 lid 5 van de Wet op de loonbelasting 1964 (‘Wet LB’) is bepaald dat de waarde van het rentevoordeel van een door de inhoudingsplichtige – dan wel door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap – aan de werknemer verstrekte geldlening ter zake van de aanschaf van een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter op nihil wordt gesteld.

Vanaf 1 januari 2020 komt er in de Wet LB nog een faciliteit voor de fiets: artikel 13 ter, die gaat over de ter beschikking stelling van de fiets van de zaak. Eerder hebben we bericht over de haken en ogen die bij de ter beschikking stelling van een fiets van de zaak komen kijken.

Onlangs heeft het ministerie van Financiën een overzicht met vragen en antwoorden over de fiets van de zaak gepubliceerd. In de publicatie wordt onder meer aandacht besteed aan de mogelijkheid om naast de ter beschikking stelling van de fiets ook een reiskostenvergoeding te verstrekken indien en voor zover er niet met de fiets wordt gereisd. Er moet dan wel kunnen worden aangetoond dat met de auto of het openbaar vervoer is gereisd.

Verder wordt benadrukt dat de bijtelling ook verschuldigd is wanneer de fiets alleen zakelijk (inclusief woon-werkverkeer) wordt gebruikt. Dit is anders dan bij de auto van de zaak.

Zoals voormeld, is een renteloze of laagrentende lening ook mogelijk voor een elektrische scooter. De nieuwe regeling van artikel 13ter gaat echter niet gelden voor een scooter. Wel voor een elektrische fiets of speed-pedelec.


Publicatiedatum: 08 december 2019


Deel dit nieuwsbericht