Uitzendbureaus ingedeeld in sector Uitzendbedrijven en niet Gezondheid

Uitzendbureaus ingedeeld in sector Uitzendbedrijven en niet Gezondheid


Op 9 januari 2015 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de sectorindeling van twee uitzendbureaus die de Inspecteur hadden verzocht om via een concernaansluiting 
ingedeeld te worden in sector 35 (Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen) in plaats van sector 52 (Uitzendbedrijven).

 

Het betrof twee uitzendbureaus waarvan B haar personeel nagenoeg uitsluitend naar bedrijven in de gezondheidszorg uitzendt, doorgaans met een uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691, lid 2, Burgerlijk Wetboek en A die haar personeel naar diverse sectoren uitzendt, meestal zonder een zodanig uitzendbeding. Naast A en B is er X. Zij vormen tezamen met een aantal andere vennootschappen een economische of organisatorische eenheid als bedoeld in artikel 5.4 van de Regeling Wfsv. X is tezamen met andere vennootschappen ingedeeld in sector 35. A en B zijn echter ingedeeld in sector 52 (Uitzendbedrijven), A op grond van onderdeel 52, lid 4, Bijlage 1 bij de Regeling Wfsv en B omdat zij doorgaans het uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691, lid 2, BW hanteert (onderdeel 52, lid 1, Bijlage 1 bij de Regeling Wfsv).

 

A en B hadden de Inspecteur verzocht om met toepassing van de Regeling Wfsv in de concernaansluiting van X en een aantal andere vennootschappen te betrekken, opdat ook A en B worden ingedeeld in sector 35. De Inspecteur heeft dit geweigerd.

 

Uit de overwegingen van de Hoge Raad in het cassatie het cassatieberoep kunnen de volgende rechtsregels worden afgeleid: 

  • voor de sectorindeling van uitzendbureaus is niet de aard van de werkzaamheden, maar de aard van de met de werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten bepalend;
  • de Inspecteur is niet verplicht een verzoek om indeling van een uitzendbureau bij een andere sector, respectievelijk een verzoek om concernaansluiting van een uitzendbureau in te willigen.

 

De door belanghebbenden aangedragen middelen kunnen niet tot cassatie leiden, zodat de Hoge Raad de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2014 bevestigt.

Publicatiedatum: 12 januari 2015


Deel dit nieuwsbericht