Verruiming van Nederlandse btw-sportvrijstelling

Verruiming van Nederlandse btw-sportvrijstelling

De btw-sportvrijstelling wordt verruimd. Enkele begrippen, zoals sport en winstoogmerk worden nader omschreven.

Sport
Het begrip sport is niet in de Nederlandse btw-wetgeving noch in de Europese Btw-richtlijn gedefinieerd. In het arrest The English Bridge Union heeft het Hof van Justitie geoordeeld, dat de sportvrijstelling alleen ziet op activiteiten die worden gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component. Het kaartspel bridge is vanwege de te verwaarlozen lichamelijke component geen sport als bedoeld in de Btw-richtlijn. Hieruit volgt dat denksporten als dammen, schaken en backgammon buiten de btw-sportvrijstelling vallen, aangezien deze een te verwaarlozen lichamelijke component bevatten.

Winstoogmerk
Met het beogen van winst wordt bedoeld het systematisch naar winst streven of het hebben van een winstoogmerk. Op grond van Europese rechtspraak is een instelling zonder winstoogmerk een instelling die niet tot doel heeft het maken van winst ter verdeling onder de leden. Bij het bepalen of een instelling een winstoogmerk heeft, worden alle activiteiten van de instelling in aanmerking genomen en moet niet slechts worden gekeken naar de diensten van deze instelling die vallen onder de btw-sportvrijstelling. Een instelling die systematisch streeft naar overschotten die zij vervolgens uitsluitend aanwendt ten dienste van de instandhouding of verbetering van haar prestaties wordt aangemerkt als een instelling zonder winstoogmerk. De btw-sportvrijstelling is ook van toepassing als:

  • een instelling een exploitatieoverschot behaalt doordat zij bedragen (bijvoorbeeld subsidies) ontvangt die geen vergoeding vormen,
  • of die wel een vergoeding vormen, maar die hoger zijn dan de normale waarde voor een door die instelling verrichte prestatie om zodoende een overschot te behalen, terwijl dat overschot anderszins niet zou zijn behaald, of
  • aan een instelling een sportaccommodatie of een gedeelte daarvan ter beschikking wordt gesteld door een publiekrechtelijk lichaam, niet tegen minimaal de integrale kosten.

Overgangsregeling
Er geldt een overgangsregeling in drie situaties:

  1. De situatie die zich kan voordoen bij de bouw van een onroerende zaak waarvan is beoogd dat deze zal worden gebruikt voor diensten die onder de huidige btw-wetgeving zijn belast met btw, maar die als gevolg van de verruiming van de btw-sportvrijstelling met ingang van 1 januari 2019 zullen vallen in de btw-sportvrijstelling: als de koop-/aannemingsovereenkomst voor een sportaccommodatie is gesloten voor 1 januari 2019 en de bouw daarvan ook voor die datum is aangevangen. In een eerder nieuwsbericht hebben wij u geïnformeerd dat het begrip koop-/aannemingsovereenkomst ook ziet op aannemingsovereenkomsten voor de (ver)bouw van een sportaccommodatie op grond die al in eigendom is van de opdrachtgever. De bouw is voor 1 januari 2019 aangevangen, indien:
    a) met het oog op de realisatie van de bouw kosten zijn gemaakt die rechtstreeks en objectief aantoonbaar zijn toe te rekenen aan die realisatie of als
    b) voor de realisatie van de onroerende za(a)k(en) contractueel vastgelegde verplichtingen zijn aangegaan.
    Het louter in bezit hebben of verkrijgen van grond, zonder dat sprake is van een dergelijke rechtstreekse en aantoonbare relatie, is onvoldoende voor toepassing van de overgangsregeling. Als een onroerende zaak deel uitmaakt van een project dat meerdere onroerende zaken omvat, wordt de toepassing van de overgangsregeling per onroerende zaak getoetst.
    Voor deze gevallen blijft aftrek mogelijk voor die laatste termijnen in 2019. Dit geldt alleen voor die gevallen waarbij het vervallen van het aftrekrecht uitsluitend het gevolg is van de verruiming van de btw-sportvrijstelling.
  2. De situatie die zich kan voordoen bij de ingebruikname van een onroerende zaak na 31 december 2018 waarvan is beoogd dat deze zal worden gebruikt voor diensten die onder de huidige btw-wetgeving zijn belast met btw, maar die als gevolg van de verruiming van de btw-sportvrijstelling met ingang van 1 januari 2019 zullen vallen in de btw-sportvrijstelling.
    Herziening van afgetrokken btw van voor 1 januari 2019 in gebruik genomen sportaccommodatie in gebruik zijn genomen, blijft achterwege als het gewijzigde gebruik van de sportaccommodatie uitsluitend het gevolg is van de wijziging van de btw-sportvrijstelling.
  3. De situatie van gewijzigd gebruik nadat de onroerende zaak in gebruik is genomen. De btw die in rekening is gebracht bij de ingebruikname van een onroerende zaak voor 1 januari 2019, is op het tijdstip dat de btw in rekening is gebracht volledig afgetrokken omdat het goed volledig voor btw-belaste prestaties zou worden gebruikt. Op grond van de huidige reguliere herzieningsregels wordt het gebruik van dat goed gedurende 4 of 9 boekjaren volgend op het boekjaar van ingebruikname gevolgd en wordt de btw herzien als het gebruik van het goed wijzigt (bijvoorbeeld omdat het goed niet meer volledig wordt gebruikt voor btw-belaste prestaties).
    In deze situatie wordt afgeweken van de reguliere herzieningsregels en hoeft niet te worden herzien. De reguliere herzieningsregels gelden wel voor zover het btw-regime wijzigt om een andere reden dan de wetswijziging.

Subsidieregelingen
In een eerder nieuwsbericht hebben wij u geïnformeerd dat gemeenten en sportorganisaties vanaf 1 januari 2019 onder voorwaarden in aanmerking komen voor een subsidieregeling.

Publicatiedatum: 24 december 2018


Deel dit nieuwsbericht