Voorgestelde btw-maatregelen in het Belastingplan 2017 en Fiscale vereenvoudigingswet 2017

Voorgestelde btw-maatregelen in het Belastingplan 2017 en Fiscale vereenvoudigingswet 2017

De voorgestelde maatregelen in het Belastingplan 2017 en de Fiscale vereenvoudigingswet zijn op 20 september 2016 gepubliceerd. Hierna treft u de voorgestelde btw-maatregelen aan.

Belastingplan 2017

Het begrip bouwterrein
Het kabinet ziet zich genoodzaakt om voor te stellen het begrip bouwterrein in de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) te verruimen naar aanleiding van het Woningstichting Maasdriel-arrest van het Hof van Justitie van 17 januari 2013. Uit dit arrest volgt dat de uitleg op basis van de huidige nationale wetsbepaling beperkter is dan de uitleg van hetzelfde begrip op basis van de bepaling in de Btw-richtlijn. Met de voorgestelde wetswijziging implementeert het kabinet de ruimere uitleg van het begrip bouwterrein in de nationale btw-wetgeving. In de Wet OB wordt opgenomen dat onder ‘bouwterrein’ wordt verstaan alle onbebouwde grond die kennelijk is bestemd om te worden bebouwd met één of meer gebouwen of een gedeelte van een gebouw. De verruiming van het begrip bouwterrein in de Wet OB leidt ertoe dat op basis van deze wet eerder sprake zal zijn van een bouwterrein. Een weiland waarvan aan de hand van objectieve gegevens kan worden vastgesteld dat het voor bebouwing is bestemd, is reeds een bouwterrein op basis van het nieuwe en ruimere nationale begrip. Op basis van het huidige nationale begrip bouwterrein is dat nog niet het geval.

Ten aanzien van de eis dat het bij een bouwterrein om onbebouwde grond gaat, verduidelijkt het kabinet dat op grond van het Europese arrest Don Bosco hier ook aan wordt voldaan, als de leverancier grond levert waarop nog een gebouw staat maar hij zich er toe heeft verbonden om dit gebouw in het kader van de levering volledig te slopen.

Het al dan niet kwalificeren als bouwterrein heeft fiscale consequenties. In verband met de levering van een bouwterrein is namelijk btw verschuldigd en geldt vanwege samenloop, een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Indien op het moment van levering de onbebouwde grond niet kwalificeert als bouwterrein, geldt de omgekeerde situatie. De levering is vrijgesteld van btw, maar de verkrijging is belast met overdrachtsbelasting.

De aanpassing van het begrip bouwterrein in de Wet OB heeft tot gevolg dat voor gevallen waar sprake is van een verkrijging van een bouwterrein de samenloopvrijstelling van overdrachtsbelasting van rechtswege van toepassing is. Het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 2 juni 2016 over de toepassing van de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting is hierdoor niet langer nodig en zal na inwerkingtreding van de wijziging komen te vervallen.

Wijziging btw-vrijstelling voor watersportorganisaties
Watersportorganisaties die geen winst beogen, vallen voor hun diensten ten behoeve van de sport onder de btw-sportvrijstelling. In het Europese arrest Commissie tegen Nederland van 25 februari 2016, heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat Nederland de vrijstelling voor niet-winstbeogende watersportorganisaties zowel te strikt als te ruim toepast. De wijziging van de wettekst dient ertoe de nationale wet in overeenstemming te brengen met voormelde jurisprudentie. In de voorgestelde wettekst wordt het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening expliciet uitgezonderd van de btw-sportvrijstelling. Als voorbeelden van objectieve kenmerken heeft het Hof van Justitie de vorm, de snelheid, de wendbaarheid, het gewicht en de afmeting van het vaartuig genoemd. De voorwaarde in de huidige wettekst dat niet-winstbeogende watersportorganisaties geen personeel in dienst mogen hebben voor het verrichten van werkzaamheden aan vaartuigen en voor het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen, komt in de voorgestelde wettekst niet meer terug.

Het voormelde arrest van het Hof van Justitie heeft directe werking waar het in het voordeel is van belastingplichtigen. Zij kunnen zich hierop beroepen voor alle nog niet definitief vaststaande aangiftetijdvakken. Waar het arrest in het nadeel is van belastingplichtige zal het arrest pas zijn werking hebben vanaf de inwerkingtreding van de wetswijziging.

Fiscale vereenvoudigingswet 2017

Het kabinet heeft voorgesteld de regels voor teruggaaf van de al op aangifte voldane btw bij geheel of gedeeltelijk oninbare vorderingen te vereenvoudigen (art. 29 Wet OB). Het recht op teruggaaf ontstaat op het tijdstip dat de oninbaarheid van de vordering kan worden vastgesteld. In de nieuwe regeling wordt verondersteld dat de oninbaarheid van de vordering in ieder geval ontstaat op het moment dat de vordering één jaar nadat deze opeisbaar is geworden nog niet is betaald. De btw-ondernemer hoeft geen teruggaafverzoek meer in te dienen, maar kan het bedrag van de teruggaaf in mindering brengen op de periodieke btw-aangifte.

Inwerkingtreding maatregelen

Het is de bedoeling dat de voorgestelde maatregelen in het Belastingplan 2017 en in de Fiscale vereenvoudigingswet in werking treden met ingang van 1 januari 2017.

Publicatiedatum: 21 september 2016


Deel dit nieuwsbericht