Btw op aanschafkosten veewagen niet aftrekbaar; ondernemerschap niet aangetoond

Btw op aanschafkosten veewagen niet aftrekbaar; ondernemerschap niet aangetoond

Op 7 september 2018 is een uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het gerechtshof) gepubliceerd, waaruit volgt dat X de btw op de aanschafkosten van een veewagen niet in aftrek kan brengen.

Feiten
X stond sinds 1987 bij de Belastingdienst ingeschreven als btw-ondernemer. De onderneming van X bestond uit het fokken, trainen en laten racen van drafpaarden en het daarna met winst verkopen van de paarden. X heeft op 17 september 2014 een veewagen gekocht voor € 46.150, inclusief € 7.875 btw. X heeft deze btw teruggevraagd, alsmede betaalde btw ter zake van andere kosten.

De inspecteur heeft de teruggaaf van omzetbelasting met betrekking tot de veewagen geweigerd, omdat geen sprake is van ondernemerschap. De activiteiten van X liggen meer in de privé/hobby sfeer.

Gerechtshof
Het gerechtshof is van oordeel dat X geen economische activiteiten verricht. Indien en voor zover X al gelden zou ontvangen van de organisator van een paardenwedstrijd voor de terbeschikkingstelling van een paard met het oog op deelname van dat paard aan die wedren, is dit geen dienst tegen vergoeding, zo volgt uit Europese jurisprudentie. Dit zou anders kunnen zijn indien X al een vergoeding zou ontvangen van de organisator van de wedstrijd, onafhankelijk van de rangschikking van het paard bij aankomst in de wedstrijd. Dit is echter niet door X gesteld en is ook niet gebleken.

Het fokken en trainen van renpaarden met het doel deze voor een hoger bedrag te verkopen kan een economische activiteit zijn, zo volgt uit voornoemde Europese jurisprudentie. Indien X in of kort voorafgaand aan dan wel volgend op het voorliggende tijdvak eigen renpaarden fokt en traint om deze uiteindelijk voor een hoger bedrag te kunnen verkopen, zouden de kosten van een veewagen een middel kunnen zijn om die economische activiteit te bevorderen. Nu X echter ter zitting heeft gesteld dat sinds de aanvang van het in geding zijnde tijdvak geen enkel paard met die bedoeling is verkocht (enkel een verkoop aan de paardenslager), heeft X die economische activiteit tegenover de betwisting daarvan door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt. De inspecteur heeft de aftrek van btw op de gekochte veewagen terecht gecorrigeerd.

Wat opvalt uit de uitspraak
De volgende twee aspecten uit de uitspraak vallen op.

In de eerste plaats blijkt uit de uitspraak dat de inspecteur van mening is dat de aftrek van btw op de aanschafkosten van de veewagen per 1 januari 2015 zou moeten worden gecorrigeerd, omdat de veewagen naar het privévermogen wordt overgeheveld. Daarmee zou de btw in 2014, het jaar waarin de veewagen is aangeschaft, aftrekbaar zijn. Uit praktische overwegingen heeft de inspecteur voorgesteld om de btw op de aanschafkosten van de veewagen te corrigeren over het tijdvak waarin die btw als aftrekbaar is verantwoord. Dat is een merkwaardige redenering. Als reeds in 2014 geen sprake is van ondernemerschap, dan is de btw in dat jaar niet aftrekbaar en kan de veewagen niet naar het privévermogen worden overgeheveld.

In de tweede plaats overweegt het Hof dat van een optreden in het economische verkeer met de paarden in ieder geval ultimo december 2015 geen sprake is. Naar mag worden aangenomen heeft het gerechtshof ultimo december 2014 bedoeld in plaats van 2015.

Belang voor de praktijk
Deze uitspraak illustreert dat met betrekking tot activiteiten die zowel bedrijfsmatig als hobbymatig kunnen worden uitgeoefend, de discussie kan ontstaan of de in verband hiermee opgekomen btw op kosten wel aftrekbaar is. Om uw recht op aftrek van btw veilig te stellen, zult u moeten aantonen dat u regelmatig btw-belaste activiteiten tegen vergoeding verricht, of in ieder geval voornemens bent om dat te gaan doen.

Publicatiedatum: 17 september 2018


Deel dit nieuwsbericht