Geen aftrek van btw op sportaccommodaties bij kasrondje

Geen aftrek van btw op sportaccommodaties bij kasrondje

Op 12 november 2018 is een uitspraak van rechtbank Gelderland gepubliceerd. Uit deze uitspraak volgt dat het ter beschikking stellen van sportaccommodaties aan scholen door middel van een kasrondje niet leidt tot aftrek van btw.

Feiten
Eiseres, een gemeente, is eigenaar van een aantal sportaccommodaties en stelt deze onder meer ter beschikking aan scholen in het primair onderwijs in haar gemeente. De scholen zijn verenigingen en stichtingen en maken geen deel (meer) uit van de gemeentelijke organisatie. Verweerder (de inspecteur) heeft op 30 juni 2009 ingestemd met toepassing van een zogenoemd “kasrondje” met ingang van 1 juli 2009. Dit betekent dat de gemeente aan de scholen voor het gebruik van de sportaccommodaties een vergoeding, vermeerderd met omzetbelasting, in rekening brengt en dat zij aan de scholen vervolgens een subsidie (ook wel bijdrage exploitatiekosten genoemd) verstrekt ter grootte van deze vergoeding.

De gemeente stelt het aantal klokuren dat de sportaccommodaties, of gedeelten daarvan, aan de scholen ter beschikking worden gesteld vast overeenkomstig artikel 117, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het primair onderwijs. De hoogte van de vergoeding, die de scholen betalen, is afhankelijk van dit aantal klokuren. Incidenteel nemen scholen enkele klokuren extra af. De accommodaties worden door de scholen gebruikt voor het verzorgen van het bewegingsonderwijs. Als de gemeente een accommodatie beschikbaar heeft, moeten de scholen daarvan gebruik maken. De gemeente huurt ook gymzalen van derden en stelt deze vervolgens ter beschikking aan de scholen. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd over het eerste kwartaal van 2015. De Belastingdienst Grote Ondernemingen/kantoor Eindhoven heeft bij brief van 16 januari 2016 een vergelijkbare afspraak met de gemeente Eindhoven met ingang van het schooljaar 2016/2017 opgezegd.

Rechtbank
De gemeente verricht geen diensten tegen vergoeding, omdat zij, in wezen geen vergoeding heeft bedongen. Ook het beroep op het besluit met betrekking tot het verlaagd tarief (thans 6% en vanaf 1 januari 2019 9%) faalt. Het besluit heeft slechts betrekking op belaste activiteiten, terwijl in casu hiervan geen sprake is.

Ook het beroep op belastingneutraliteit wordt verworpen. Er is geen sprake is van dezelfde feiten bij de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties aan scholen voor voortgezet onderwijs enerzijds en door commerciële en andere aanbieders anderzijds.
Bij de overgangstermijn van ruim 21 maanden, die verweerder heeft toegepast in verband met opzegging van de afspraak met betrekking tot het kasrondje, zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de eisen van redelijkheid en billijkheid gerespecteerd. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Verweerder was slechts gehouden de gemeente een redelijke overgangstermijn te geven. Hij was niet tevens gehouden om aan te sluiten bij de aan de gemeente Eindhoven meegedeelde einddatum, afgezien dat daar slechts een overgangstermijn van ruim zes maanden is gehanteerd.

Belang voor de praktijk
Vanaf 1 januari 2019 wordt de sportvrijstelling verruimd en kunnen niet-winstbeogende exploitanten, waaronder gemeenten, sportaccommodaties niet langer met btw exploiteren. Voor de niet aftrekbaar inkoop-btw in verband met het beheer en de exploitatie van de sportaccommodaties kunnen gemeenten subsidies aanvragen. Het belang voor de praktijk ligt dan ook met name in de periode 2018 en eerdere jaren. De Belastingdienst kan dit jaar namelijk nog naheffen tot en met 2013. Als de Belastingdienst een afspraak met betrekking tot een kasrondje, zoals in deze uitspraak aan de orde was, heeft opgezegd met ingang van bijvoorbeeld 1 januari 2015, kan hij over de jaren 2015 tot en met 2018 omzetbelasting naheffen. Hierbij geldt wel dat de Belastingdienst een redelijke overgangstermijn moet hebben toegepast.

Publicatiedatum: 26 november 2018


Deel dit nieuwsbericht