Gemeente geen btw-ondernemer voor exploitatie tennispark

Gemeente geen btw-ondernemer voor exploitatie tennispark

Op 22 november 2018 is een uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof) gepubliceerd. Uit deze uitspraak volgt dat de gemeente geen btw-ondernemer is met betrekking tot de exploitatie van een tennispark.

Feiten
Belanghebbende, een gemeente, heeft een aannemer opdracht gegeven een tennispark te realiseren. Het park bestaat uit een clubgebouw, 8 allweather tennisbanen, een kidsplayground en een openbare parkeerplaats. De kosten van het project (inclusief grondaankopen en realisatiekosten) bedroegen € 2.158.130. De gemeente heeft, conform het accommodatiebeleid, de kosten van groot onderhoud van het gebouw en van de banen op zich genomen. Die kosten bedragen op jaarbasis € 10.910. Daarnaast heeft de gemeente, in samenhang met de invoering van de uniforme tarieven voor de terbeschikkingstelling van de verschillende onderdelen van de tennisaccommodatie, een jaarlijkse subsidie van € 7.140 toegekend aan de tennisvereniging. In februari 2014 is de gebruiksovereenkomst tussen de gemeente en de tennisvereniging voor het tenniscomplex tot stand gekomen. De gebruikersvergoeding die tennisvereniging aan de gemeente moet betalen bedraagt € 23.593 inclusief 6% btw. Daarnaast betaalt de gemeente een jaarlijkse vergoeding van € 8.443 voor door de tennisvereniging te verrichten werkzaamheden.

Het tenniscomplex is op 1 maart 2014 door de tennisvereniging in gebruik genomen. De kantine wordt door de tennisvereniging zelf geëxploiteerd.

Gerechtshof
De terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie in de onderhavige situatie verschilt van de omstandigheden, waaronder een commerciële partij een sportaccommodatie exploiteert. Hierbij is van belang dat de gemeente via de door haar vastgestelde bijdragen, die zij van de tennisvereniging ontvangt, slechts een gering deel van de gemaakte kosten terugkrijgt. Hierdoor is er geen sprake van een economische activiteit. Hieruit volgt dat de gemeente met betrekking tot de exploitatie van de sportaccommodatie niet als btw-ondernemer handelt.

Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. In het besluit van de staatssecretaris met betrekking tot het 6%-tarief valt geen goedkeuring te lezen op basis waarvan een gemeente, die een niet-symbolische prijs hanteert, die binnen die gemeente of in een andere soortgelijke gemeente gebruikelijk is, per definitie aangemerkt zou kunnen worden als btw-ondernemer voor die activiteit.

Belang voor de praktijk
Vanaf 1 januari 2019 wordt de sportvrijstelling verruimd en kunnen niet-winstbeogende exploitanten, waaronder gemeenten, sportaccommodaties niet langer met btw exploiteren. Voor de niet aftrekbaar inkoop-btw in verband met het beheer en de exploitatie van de sportaccommodaties kunnen gemeenten subsidies aanvragen. Het belang voor de praktijk ligt dan ook met name in de periode 2018 en eerdere jaren. De Belastingdienst kan dit jaar namelijk nog naheffen tot en met 2013. Wordt u geconfronteerd met naheffingsaanslagen in verband met de exploitatie van sportaccommodaties? Neemt u dan gerust contact met ons op voor de mogelijkheden wat u daartegen kunt ondernemen. Zeker Fiscaal heeft ruime ervaring met het procederen in belastingzaken.

Publicatiedatum: 26 november 2018


Deel dit nieuwsbericht