Gekunstelde contracten om lage werkloosheidspremie te betalen afgestraft

Gekunstelde contracten om lage werkloosheidspremie te betalen afgestraft

Op 11 oktober 2018 zijn een drietal uitspraken van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch gepubliceerd waarin het ging of het hoge of lage sectorpremiepercentage moet worden toegepast voor een uitzendbureau dat werknemers zonder uitzendbeding aan bedrijven in de agrarische sector, met name in de (glas)tuinbouw in de agrarische sector, uitleent.

Krachtens artikel 2.3, lid 1 en 2, van het Besluit Wfsv, gelden voor het agrarisch bedrijf verschillende sectorpremiepercentages. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
a. werknemers die blijkens een schriftelijke overeenkomst ten minste voor één jaar of voor onbepaalde tijd in dienstbetrekking zullen staan tot de werkgever, tenzij:
1° zij binnen één jaar na het aanvangen van de dienstbetrekking uit hoofde van die dienstbetrekking recht hebben gekregen op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet; of
2° de omvang van de door de werknemer te verrichten arbeid in deze schriftelijke overeenkomst niet is vastgesteld; en
b. voor de overige werknemers.

Voor werknemers die blijkens een schriftelijke arbeidsovereenkomst ten minste voor één jaar of voor onbepaalde tijd in dienstbetrekking zullen staan tot de werkgever, betaalt de werkgever een lage premie. Voor de overige werknemers de hoge premie.

In deze zaak was in de tekst van de arbeidsovereenkomsten niet eenduidig vastgelegd hoeveel uren per week gewerkt zou worden door de werknemers. In deze overeenkomsten wordt gesproken van “in beginsel … 10 uur per week”. Daarnaast was in de overeenkomst opgenomen dat de werkgever geen loondoorbetalingsverplichting had gedurende de tijd dat geen geschikt werk voor de werknemer voor handen is. Mede doordat de omvang van de te verrichten arbeid niet eenduidig vastgelegd in de arbeidsovereenkomst is, mag volgens het hof het lage premiepercentage niet worden toegepast.

Het hof komt tot het vernietigende oordeel dat er op gekunstelde wijze gepoogd is om de arbeidsovereenkomst zo vorm te geven dat in aanmerking zou worden gekomen voor de lage premie. Feitelijk hebben de overeenkomsten het karakter van een oproepcontract.

Evenals Rechtbank Zeeland-West-Brabant in eerste aanleg komt het hof in twee van de drie uitspraken (hier en hier) tot het oordeel dat de werkgever voorwaardelijk opzet had door het lage premiepercentage toe te passen, terwijl de omvang van de te verrichten arbeid niet eenduidig is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst en van meet af aan duidelijk was dat de overeenkomsten feitelijk geen looptijd van 12 maanden hadden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat sprake is van een gekunsteld contract, waarmee, in weerwil van de feitelijke omstandigheden, is gepoogd om in aanmerking te komen voor het lage premiepercentage. De vergrijpboetes bedragen € 25.000 en € 40.000, ofwel 11,51% respectievelijk 10,38% van de nageheven premies werknemersverzekeringen. Relatief bezien lage boetes wanneer men ook in ogenschouw neemt dat de aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende een advieskantoor is dat ook fiscale adviezen verstrekt en als zodanig kennis zou moeten hebben van fiscale regelgeving.


Publicatiedatum: 15 oktober 2018


Deel dit nieuwsbericht