Heeft iedere PGB-zorgverlener die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis straks recht op WW-uitkering?

Heeft iedere PGB-zorgverlener die valt onder de Regeling dienstverlening aan huis straks recht op WW-uitkering?

Eerder hebben we bericht over een uitspraak van 16 december 2021 van de Rechtbank Rotterdam inzake de toekenning van een WW-uitkering aan een zorgverlener. In deze zaak oordeelde de Rechtbank Rotterdam dat de uitzonderingsbepaling voor zorghulp en huishoudelijke hulp (meer specifiek, de Regeling dienstverlening aan huis) in strijd is met het verbod op (indirecte) discriminatie. Deze uitspraak zou kunnen betekenen dat de werkzaamheden die onder deze regeling vallen ook meetellen bij het arbeidsverleden voor de vaststelling van een WW-uitkering.

Op grond van de Regeling dienstverlening aan huis, opgenomen in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Werkloosheidswet, is de persoonlijke dienstverlener, zoals een huishoudelijke hulp of zorghulp, die minder dan vier dagen per week diensten verleent aan een particulier uitgesloten van het recht op een WW-uitkering. Zonder deze uitzonderingsbepaling zou daarop wel aanspraak kunnen bestaan. De rechtbank stelde vast dat deze uitzonderingsbepaling veel meer vrouwen dan mannen treft en dat daarom sprake was van indirecte discriminatie. Een gerechtvaardigde grond voor indirecte discriminatie was er in de zaak die voor de rechtbank aan de orde was - een zorghulpverlener die wordt betaald uit een PGB – naar het oordeel van de rechtbank niet. De rechtbank komt daarop tot de conclusie dat de werkzaamheden van de zorghulp onterecht door het UWV zijn aangemerkt als onverzekerde arbeid. 

Zoals wij in het nieuwsbericht aankondigden, zijn over de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam Kamervragen gesteld aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In haar reactie wijst de minister erop, dat de uitspraak van de rechtbank enkel getrokken is voor PGB-zorgverleners. Deze uitspraak kan volgens de minister niet zonder meer doorgetrokken worden naar alle werknemers die vallen onder de Regeling dienstverlening aan huis.

Tegen de uitspraak heeft het UWV hoger beroep ingesteld. Als de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigt, dan geldt voor de groep PGB-zorgverleners die vergelijkbaar zijn met de betrokkene in deze zaak, dat zij verzekerd zijn voor de WW. Voor het recht op een WW-uitkering is niet vereist dat er premies WW zijn afgedragen. Wel is vereist dat aan de gebruikelijke voorwaarden voor een WW-uitkering, zoals de wekeneis, wordt voldaan.

De minister merkt op dat het hier een uitspraak van één rechtbank in een individuele casus betreft. Daarmee is geen sprake van bestendige jurisprudentie. Op basis van één enkele uitspraak kan het UWV daarom nog niet concluderen dat alle personen die onder de Regeling dienstverlening aan huis hebben gewerkt voortaan aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering. Het UWV blijft daarom in afwachting van het hoger beroep uitvoering geven aan de uitzonderingsbepaling.

Publicatiedatum: 14 maart 2022


Deel dit nieuwsbericht