Rechtbank stelt de Belastingdienst op vele punten in het ongelijk in WVA-procedure

Rechtbank stelt de Belastingdienst op vele punten in het ongelijk in WVA-procedure

Onlangs hebben we in een nieuwsbericht gewezen op de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 februari 2018 waarin werd geconcludeerd dat de gevolgde onderwijseenheden deel uitmaakte van een initiële opleiding aan een hogeschool waardoor recht bestond op de afdrachtvermindering onderwijs.

Op 27 februari 2018 is een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland gepubliceerd waarin het ook ging om de afdrachtvermindering onderwijs. In deze uitspraak worden onder meer de navolgende conclusies door de rechtbank getrokken:

  • Niet vereist is dat de volledige beroepspraktijkvorming (‘bpv’) van de gehele opleiding wordt gevolgd.
  • De omstandigheid dat een deel van overgelegde certificaten alleen door de voorzitter van de examencommissie van de onderwijsinstelling is ondertekend en niet door de desbetreffende deelnemer, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de bewijskracht van die certificaten. Het gaat erom dat de certificaten door de examencommissie zijn uitgereikt. De geldigheid hangt in dit verband niet af van de vraag of de deelnemers ook een handtekening hebben gezet. Met het uitreiken van certificaten of diploma’s heeft de examencommissie geoordeeld dat daadwerkelijk en in voldoende mate bpv behorende bij de deelkwalificaties waarop die certificaten of diploma’s betrekking hebben, heeft plaatsgevonden.
  • Het tegenbewijs dat de Belastingdienst (wel) mag leveren, moet in wezen strekken tot de conclusie dat de uitgereikte certificaten louter een papieren werkelijkheid laten zien d.w.z. dat de deelnemers feitelijk in het geheel geen bpv hebben gevolgd.
  • Ook wanneer de deelnemers zijn ingeschreven voor onderdelen van volledige opleidingen en de POK’s alleen de Crebocode van de volledige beroepsopleiding vermelden, is de bpv vanuit de WVA bezien gevolgd op de grondslag van een POK en daarmee is voldaan aan de eisen die voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs gelden.

Kortom, de rechtbank stelt de eisers in deze procedure op de meeste geschilpunten in het gelijk. De opgelegde naheffingsaanslagen zijn door de rechtbank met een zeer aanzienlijk bedrag verminderd. De verwachting is echter dat de Belastingdienst zich niet zonder meer bij deze uitspraak zal neerleggen en hoger beroep zal aantekenen.

Publicatiedatum: 04 maart 2018


Deel dit nieuwsbericht