Belastingdienst is niet bevoegd tot toetsing aan inschrijvingsbepalingen in de WEB noch aan studiebelasting

Belastingdienst is niet bevoegd tot toetsing aan inschrijvingsbepalingen in de WEB noch aan studiebelasting

Onlangs hebben we bericht over een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (‘het Hof’) over een geschil waarbij belanghebbende meende recht te hebben op de afdrachtvermindering (‘WVA’) onderwijs voor een opleiding die een medewerker had gevolgd aan een hogeschool. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 22 september 2017, nr. 16/03857, achtte het Hof de inspecteur niet bevoegd om in het kader van de toepassing van de WVA te beoordelen of deze in het CROHO opgenomen opleiding voldoet aan de eisen van de WHW.

Op 16 maart 2018 is een uitspraak gepubliceerd waarin het Hof tot eenzelfde conclusie kwam. Volgens het Hof staat het de inspecteur of de belastingrechter niet vrij om in het kader van de toepassing van de WVA een inschrijving bij een onderwijsinstelling te toetsen aan de bepalingen van de WEB en de Wijzigingswet, maar ook niet om te toetsen of een (geregistreerde) opleiding qua feitelijke studiebelasting voldoet aan de eisen van de WEB. Deze beoordelingen zijn niet aan de inspecteur noch belastingrechter, maar aan de Onderwijsinspectie.

Het staat de inspecteur wel vrij te toetsen of de werknemers van belanghebbende de betreffende beroepspraktijkopleiding daadwerkelijk hebben gevolgd. De bewijslast daarvan rust in beginsel op belanghebbende. Wanneer aan de werknemers een diploma is uitgereikt, moet er op grond van het voornoemd arrest van 22 september 2017 er van worden uitgegaan dat die werknemers daadwerkelijk de opleiding hebben gevolgd, tenzij de inspecteur het tegendeel bewijst. De inspecteur slaagde daar in deze zaak niet in.

De Belastingdienst had volgens Rechtbank Gelderland daarentegen het gelijk wel aan zijn zijde in een WVA onderwijs kwestie waarvan de uitspraak op 14 maart 2018 is gepubliceerd. Belanghebbende heeft volgens de rechtbank de omvang van de beroepspraktijkvorming niet aannemelijk gemaakt waardoor de naheffing terecht was. De vergrijpboete was daarentegen wel ten onrechte opgelegd. De inspecteur was niet geslaagd in het bewijs dat sprake was van grove schuld nu belanghebbende vooraf advies had verkregen van de aanbieders van de opleiding en haar reguliere adviseurs.

Lezenswaardig in laatstgenoemde uitspraak is de uitleg van de rechtbank of er recht op vergoeding van immateriële schade bestaat en zo ja, in welke hoogte.

Publicatiedatum: 19 maart 2018


Deel dit nieuwsbericht