Bewijs dat bestelauto niet privé is gebruikt lijkt schier onmogelijk

Bewijs dat bestelauto niet privé is gebruikt lijkt schier onmogelijk

Ingevolge artikel 13bis, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 dient, indien een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, een voordeel voor het gebruik voor privédoeleinden van de auto in aanmerking te worden genomen. Of een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, dient door de Belastingdienst aannemelijk te worden gemaakt. Wanneer de Belastingdienst in deze bewijslast slaagt, is het aan de werkgever om te laten blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.

Er is geen sprake van een ter beschikking stelling voor privédoeleinden indien de auto slecht wordt bestuurd ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever om in dienst belang personen of goederen te vervoeren, zodat de feitelijke beschikkingsmacht bij de werkgever blijft berusten.

De forfaitaire bijtelling wegens privégebruik van een auto geldt ook voor een bestelauto, tenzij:

  • de bestelauto door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen;
  • de bestelauto buiten werktijd niet gebruikt kan worden, of
  • voor de bestelauto een verbod op privégebruik geldt.

Op 27 juli 2018 is een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwaren gepubliceerd waarin het ging om een bestelauto van een hoveniersbedrijf dat ook buiten werktijd kon worden gebruikt. Van het verbod op privégebruik van de bestelauto was geen vastlegging in de loonadministratie bewaard. Voor het hof waren deze omstandigheden aanleiding om de Belastingdienst gelijk te geven dat de bestelauto ook voor privédoeleinden ter beschikking was gesteld. De feitelijke beschikkingsmacht over de bestelauto lag daarmee immers ook bij de werknemer. De werkgever moest vervolgens laten blijken dat de bestelauto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Nu een sluitende rittenregistratie ontbrak, moest dat via anderszins bewijs. De overlegde rittenadministratie, werkbriefjes en benzine- en garagenota’s zorgden er dan wel voor dat niet van een schatting kan worden gesproken, maar waren doordat ze niet geheel aansloten onvoldoende om betrouwbaar te zijn. De correctie van de Belastingdienst voor een voordeel wegens privégebruik van de bestelauto was dan ook terecht.

Ook in deze procedure blijkt dat het achteraf aanleveren van bewijs dat de (bestel)auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, zeer lastig is. Om geen forfaitaire bijtelling in aanmerking te hoeven nemen, is het beter om ervoor te zorgen dat (ook) geformaliseerd is dat de auto niet voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld.

Publicatiedatum: 30 juli 2018


Deel dit nieuwsbericht