Ontslag op staande voet vanwege vervullen nevenwerkzaamheden. Relatie- en concurrentiebeding mist toepassing vanwege Waadi
Rechtbank Rotterdam heeft onlangs een lezenswaardige uitspraak gedaan in een zaak waarin het ging om de overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding. Wat was de casus?
Op 1 november 2021 is een werknemer voor 40 uur per week in dienst getreden bij een consultancybureau. In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is opgenomen dat de werknemer gedurende de loop van de overeenkomst geen (on)betaalde werkzaamheden mag verrichten voor een andere werkgever of opdrachtgever zonder schriftelijke toestemming van de werkgever. Daarnaast is in de arbeidsovereenkomst een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Bij overtreding van de bepalingen is de werknemer een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd. Op 9 februari 2022 wordt de werknemer op staande voet ontslagen. De werkgever stelt onder andere dat de werknemer de bepaling rondom nevenwerkzaamheden heeft overtreden, omdat hij een eerder aangegaan dienstverband bij een andere werkgever nooit heeft beëindigd toen hij in dienst trad bij het consultancybedrijf op 1 november 2021. Het consultancybedrijf heeft geen toestemming gegeven voor deze nevenwerkzaamheden. Het consultancybureau stelt ook dat de werknemer het concurrentie- en relatiebeding heeft overtreden. De werknemer is namelijk binnen de daarin gestelde termijn werkzaamheden gaan verrichten voor een relatie, waar de werknemer vanuit het consultancybureau was gedetacheerd.
Het consultancybureau vordert in een geding voor Rechtbank
Rotterdam betaling van de boetes voortkomend uit overtreding van het verbod van
nevenwerkzaamheden en het schenden van het concurrentie- en relatiebeding.
Daarnaast vordert het consultancybureau een vergoeding op grond van artikel 7:677, lid 2 juncto lid 3 BW, de zogenaamde gefixeerde schadevergoeding. Dit
artikel bepaalt, dat de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een
dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen
een vergoeding verschuldigd, als de wederpartij hiertoe verzoekt.
De werknemer vecht het ontslag op staande voet als zodanig
niet aan. Wel vecht hij de gefixeerde schadevergoeding aan. Er is volgens hem
geen sprake van de voor de vergoeding vereiste dringende reden. Hij erkent dat
hij nevenwerkzaamheden heeft uitgevoerd, maar stelt dat het boetebeding dat
daarop staat nietig is, mede in het licht van de Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden die per 1 augustus 2022 in de wet wordt geïmplementeerd.
Ten aanzien van het concurrentie- en relatiebeding voert de werknemer aan dat
hij zijn concurrerende werkzaamheden zou hebben gestaakt als hij de brief had
ontvangen, die de advocaat van het consultancybedrijf daarover heeft gestuurd. Hij
stelt immers dat hij de brief niet heeft ontvangen en verzoekt daarom matiging
van de betreffende boete. Daarnaast meent hij recht te hebben op een
transitievergoeding omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of
nalaten.
De rechtbank oordeelt in zijn vonnis van 31 mei 2022
(gepubliceerd: 27 juni 2022) dat de werknemer het consultancybureau door opzet
of schuld een dwingende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst
onverwijld op te zeggen. Door zijn baan bij zijn eerdere werkgever niet op te
zeggen, heeft de werknemer volgens de rechtbank volstrekt onaanvaardbaar
gehandeld. Hij heeft hiermee niet alleen gehandeld in strijd met het
nevenwerkzaamhedenbeding, maar heeft ook de arbeidstijdenwetgeving overtreden.
De rechtbank stelt dat het onwenselijk is dat een werknemer in totaal tachtig
uur per week werkt voor twee werkgevers, omdat zo het risico op uitval van de
betreffende werknemer door overbelasting zeer groot is. De gefixeerde
schadevergoeding die is geëist, wordt dan ook toegewezen.
Het beroep van de werknemer op de Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden wordt door de rechtbank niet gehonoreerd. Het
wetgevingstraject ter implementatie van de Richtlijn in het nieuwe artikel
7:653a BW is op het moment van het geding nog niet afgerond. Er is op het
moment van het geding nog geen sprake van geldend recht. Daarbij is het nieuwe
artikel 7:653a BW pas met ingang van 1 augustus 2022 van kracht. De rechtbank
is echter wel van oordeel dat de gevorderde boete voor overtreding van het
nevenwerkzaamhedenbeding bovenmatig is. Een boete moet een prikkel zijn om na
te komen, maar omdat de werkzaamheden slechts enkele maanden in dienst was van
het consultancybureau en niet weersproken is dat de werknemer zijn inhoudelijke
werkzaamheden naar tevredenheid heeft uitgevoerd, matigt de rechtbank de boete.
De boete voor overtreding van het concurrentie- en
relatiebeding wordt door de rechtbank afgewezen. Doordat de werknemer tijdens
zijn dienstverband met het consultancybureau bij de betreffende relatie was
gedetacheerd, is er volgens de rechtbank sprake van het ter beschikking stellen
van arbeidskrachten in de zin van artikel 1, lid 1, sub c Waadi. Het concurrentie-
en relatiebeding levert volgens de rechtbank een belemmering op die artikel 9a, lid 1 Waadi tracht te voorkomen. Op grond van dit artikel is het verboden om
met een ter beschikking gestelde werknemer een concurrentie- of relatiebeding
af te spreken op basis waarvan de werknemer niet bij de inlener in dienst mag
treden.
De rechtbank ziet geen reden om de door de werknemer
gevorderde transitievergoeding toe te kennen. Krachtens artikel 7:673, lid 8 BW kan de rechter bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer de
transitievergoeding toch geheel of gedeeltelijk toekennen als het niet
toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
is. In dit geding is de werknemer echter zo ver over de schreef gegaan, dat het
niet toekennen van de transitievergoeding volgens de rechtbank niet onredelijk
of onbillijk is.
Publicatiedatum: 04 juli 2022
Deel dit nieuwsbericht